‘Gisteren reed hij nog’

Dit is een stukje over een auto. Mijn auto. Een middenklasser die allang niet meer tot de nieuwste modellen behoort. Een gedateerde diesel (met turbo) van Franse makelij met ruim 270.000 kilometer op de teller. Hij is in gebruik door vele naasten. Zij trappen ‘m op de staart en hij gaat waar zij ‘m sturen. Sommigen wild, anderen zijig, een derde gehaast – drivers change, hij draagt het als een man. Geen kick, rechte rug, stevige pas.

Tot laatst.

In het Amsterdamse gaf hij stijf links op een driebaans de geest. Rode lampjes schrikten op. Het dashboardpanel schreeuwde alarm en de motor viel stil. Een dovend lichtje zocht in het rondrazende verkeer angstig de vluchtstrook. En bereikte die ternauwernood. Hulptroepen kwamen en onderzochten de patiënt, maar konden geen diagnose stellen. Levenloos, zoveel is zeker, maar waardoor?

Daags erna, na een lange verplaatsing in de armen van een tow truck, werd in de garage de motorkap opnieuw gelicht. Het onderzoek bracht wijsheid: verkeerde brandstof. Benzine in de dieseltank, het was ‘m te veel geworden.

Een voorzichtige reanimatie bracht ‘m weer tot leven. Rochelend en rauw hervatte hij z’n weg. Hij ging, maar niet als vanouds. Hij reed mank. Snelheid werd aangepast, acceleratie gedempt, afstanden verkleind. Met een stille hoop dat hij langzaam weer ging glijen, zoals alleen Fransen dat kunnen.

Maar hij kreeg z’n oude allure niet terug. Een tik met een onbekende trekhaak in het front bracht ‘m verder van de wijs. De deuk bleek niet alleen een snee in het aangezicht. Ook de radiator was lek geprikt. Langzaam vloeide koelvloeistof weg en haperde hij meer en meer als stil protest. Totdat opnieuw het dashboard rood kleurde.

In het hersteloord werd hij wederom gerenoveerd. Nieuwe onderdelen, platen verwisseld, vloeistof aangevuld. En… hij ging weer als een speer, fluisterde de berijder van dienst opgetogen.

Tot vanmorgen.

Hij startte als een jonge doch trouwe hond, maar gaf verder geen krimp. Niet in z´n een, niet in z´n twee. Geen verwensing hielp, geen aanmoediging had effect. Halsstarrig weigerde hij dienst aan z’n baas. Hoe kan dat nou, vroeg ik door de telefoon aan de herstelmonteur die ‘m in ruil voor een flinke som geld weer had opgelapt. “Gisteren reed hij nog,” pruilde ik bits in mijn mobiel.

Het was lucht. In de leidingen. Daar gebleven na de reparatie. De hydrauliek in zijn gestel kon er niet mee overweg. Een nauwkeurig uitgevoerde morse op het koppelingspedaal moest verlichting brengen. J. deed de ontluchtingsdans en bracht ‘m weer onder ons.

En vandaag reed ie weer. Stram, rauw, mokkig, boos, maar hij reed. Ik gaf hem een kus op het dak en fluisterde in z’n spiegel: “Nou niet opgeven hoor, het is crisis!!” | december 2008

Geef een reactie